h

WORK FIRST 2

21 juni 2006

WORK FIRST 2

SP Noordoost Fryslân kijkt nog steeds kritisch naar "Work First"

In het nieuwsbericht "Work First Earst Wurk een slechte grap!" van 3 mei 2006 hebben wij al eens aangegeven welke bezwaren wij hebben tegen de ‘Work First’ benadering. Ons voornaamste bezwaar is dat het uitgangspunt van ‘Work First’ is dat er voor arbeid geen loon betaald hoeft te worden. In theorie voor een beperkte periode, in de praktijk wordt dat vrijwel onbeperkt toe gepast.
Wij zijn van mening dat voor werk loon betaald dient te worden. De beleidsvrijheid die de Wet Werk en Bijstand (WWB) de gemeente toestaat, biedt daartoe voldoende mogelijkheden.
Zoals bekend horen er twee potten met geld bij de WWB:
a. Geld voor het inkomensdeel. Hieruit worden de uitkeringen betaald. Overschotten op dit deel mag de gemeente vrij besteden, de wet schrijft geen bestedingsrichting voor.
b. Geld voor het Werkdeel. Dit geld is bedoeld voor reïntegratie. Overschotten hierop dient de gemeente terug te geven aan het Rijk.
Wij stellen voor met behulp van loonkostensubsidie tijdelijke voltijdbanen en deeltijdbanen te scheppen voor mensen die anders van een bijstandsuitkering afhankelijk zouden worden.
De uitgangspunten daarbij zijn:
1. De tijdsduur van zo’n baan varieert van 6 maanden tot maximaal 2 jaar. In de contracten dient vastgelegd te worden dat het per definitie gaat om tijdelijke banen. Wanneer dit niet wordt vastgelegd bestaat het risico dat mensen tot in lengte van dagen in zo’n baan blijven hangen.
2. Er zijn voltijdbanen van 36 uur per week en deeltijdbanen van 16 uur per week.
3. De banen zijn altijd een combinatie van werken en leren. Het leren kan zowel op de werkplek zelf, als via theoretische scholing elders plaatsvinden.
4. Het bovenstaande wordt individueel ingevuld op basis van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de betrokken werknemer. Dit kan dus variëren van een deeltijdbaan plus scholing voor een periode van 6 maanden tot een voltijdbaan voor twee jaar met uitsluitend praktijkscholing, of een variant daartussenin.
5. Het belangrijkste uitgangspunt is dat deze banen uiteindelijk moeten leiden naar regulier betaald werk. Zoals gezegd, ze zijn per definitie tijdelijk.
Natuurlijk is de financiering een heikel punt. Wij stellen het volgende systeem voor (ook andere methodes zijn overigens denkbaar):
De Raad stelt op jaarbasis een raamkrediet beschikbaar. Uit dit raamkrediet wordt loonkostensubsidie verstrekt aan werkgevers die arbeidsplekken ter beschikking stellen. De redenering hierachter is dat iemand zonder recent arbeidsverleden in eerste instantie een lagere arbeidsproductiviteit heeft dan iemand met een recent arbeidsverleden, m.a.w. zo iemand produceert minder en is daarom voor een werkgever weinig aantrekkelijk. Laten we de arbeidsproductiviteit van een langdurig werkloze op 50% stellen. Een werkgever ontvangt dan 50% loonkostensubsidie. Daarnaast ontvangt hij 20% subsidie voor begeleiding/scholing op de werkplek.
Nu ziet u natuurlijk de wethouder van Financiën al wit wegtrekken bij het idee dat hij dit moet financieren. Het is echter in principe vrij eenvoudig om dit voorstel te financieren. Dekking wordt allereerst gezocht binnen het vrij besteedbare deel van het ‘Werkdeel’. Dit wordt vergroot met het vrijvallend geld uit het ‘Inkomens deel’. De gemeente is immers toch al verplicht de bijstandsuitkering uit te betalen. Wat is er dan op tegen dat geld in te zetten als dekking voor het raamkrediet? De bijstandsgerechtigde neemt dus als het ware zijn/haar bijstandsuitkering mee naar deze baan. Zolang het een commerciële werkgever (een bedrijf) betreft is het allemaal zonder veel problemen financierbaar. Dat wordt anders op het moment dat men deze regeling ook op de non-profit sector toe wil passen. In dat geval zal de gemeente uit eigen middelen geld ter beschikking moeten stellen.
Er wordt – tenminste – het wettelijk minimumloon betaald. Indien dit in het geval van deeltijdarbeid onvoldoende inkomen oplevert wordt aanvullende bijstand verstrekt. Vanzelfsprekend wordt dit vastgelegd in een arbeidscontract. Daarin wordt ook vastgelegd welke scholing/ begeleiding plaatsvindt.
In het bovenstaande wordt er van uitgegaan dat men na minimaal 6 maanden of maximaal 2 jaar uitstroomt naar een reguliere baan. Nu de economie voorzichtig aantrekt, lijkt ons dit geen onrealistisch streven.
Vanzelfsprekend is dit geen kant-en-klaar verhaal. Het betreft hier eerder een keuze die men moet maken. Waaraan geeft men de oorkeur: mensen in het kader van Work First te laten werken zonder hen daarvoor loon te betalen of tijdelijk werk- en scholingsplaatsen creëren? Het zal duidelijk zijn waar onze voorkeur naar uitgaat.

Pyt van der Galiën, lid

Work First Earst Wurk een slechte grap!

U bent hier